Heelkundige behandeling van een atrium septum defect (ASD)

De heelkundige behandeling van een ASD bestaat erin om de opening tussen de beide voorkamers te sluiten.

Heelkundige techniek

Het operatief sluiten van een ASD gebeurt via sterno­tomie (openen van het borstbeen, midden vooraan op de borstkas) en met behulp van kunsthartcirculatie. Voor een ASDII gebeurt de operatie meestal via een gedeel­telijke onderste sternotomie (laag gelegen kleinere insnede). Dit levert een mooier cosmetisch resultaat op.

Na aansluiting van de kunsthartcirculatie, wordt het hart tijdelijk stilgelegd. Er wordt een kleine insnede gemaakt in de rechtervoorkamer. Een ASDII kan bijna altijd met een doorlopende hechting gesloten worden, zonder inbrengen van weefselmateriaal.

Een sinus venosus defect wordt meestal met een patch gesloten om vervorming en vernauwing van de monding van de rechter longaders te voorkomen. De patch bestaat uit een stukje weefsel afkomstig uit het eigen hartzakje van de patiënt (pericardpatch).

Een ASDI wordt altijd met een eigen pericardpatch gesloten. Ook de spleet in het voorste blad van de mitralisklep wordt dichtgehecht.

chirurgische-asd

 

 

Alternatief: hartkatheterisatie met paraplusluitingASD-umbrella

Via een hartkatheterisatie kan het ASD met een paraplusysteem worden gesloten. Er wordt een deel in de rechtervoorkamer en een deel in de linkervoorkamer geplaatst. Zo wordt het defect als het ware door 2 deksels afgesloten. De techniek wordt vooral toegepast bij grotere kinderen. Het is enkel aangewezen bij een ASDII dat centraal gelegen is en meestal niet groter dan 2,5 cm in diameter.

 

 

 

 

Prognose

Voor ASD II en sinus venosus defect is de prognose zeer goed. Snel na de operatie is er een afname van de diameter van het rechterhart. Er is weinig kans op laat­tijdige complicaties. De meeste patiënten worden als volledig genezen beschouwd. Als het hart langdurig is uitgezet, ziet men later soms voorkamerritmestoornisen.

Bij partieel AVSD is er een verhoogde kans op hartritme­stoornissen in de postoperatieve fase. De geleidings­banen van het hart kunnen immers door tijdelijke vocht­opstapeling minder goed functioneren. Postoperatief is de mitralisklep anatomisch niet volledig normaal. Ze moet tijdens de groei blijvend gevolgd worden omdat er steeds een risico blijft op lekken van de klep.