In tegenstelling tot vroeger kunnen bepaalde “eenvoudige” hartafwijkingen behandeld worden zonder echte hartoperatie. In sommige gevallen kunnen vernauwde of verdikte kleppen en bloedvaten verwijd worden met een ballon.
Deze ingreep gebeurt via hartcatheterisatie. Kinderen worden meestal volledig verdoofd voor dit type ingreep. Een ader of slagader in de lies of de hals wordt met een naald aangeprikt. Vervolgens wordt een buisje of catheter via de bloedbaan naar het hart geschoven onder radioscopische controle.
Eenmaal de vernauwde structuur voorbij wordt de catheter vervangen door een stevige voerdraad waarover dan een lege ballon wordt geschoven. Na goed positioneren van de ballon wordt deze onder hoge druk opgeblazen zodat de vernauwde structuur (klep of bloedvat) wordt geopend. Nadien wordt de ballon opnieuw leeggemaakt en verwijderd. Indien het resultaat bevredigend is wordt de patiënt gewekt.
Toepassingen: ballondilatatie is de eerste keus behandeling voor valvulaire pulmonaalstenose met meer dan 90% kans op genezing. Ook bij valvulaire aortastenose speelt ballondilatatie een prominente rol. De kans op succes ligt hier evenwel beduidend lager met ongeveer 60% goed resultaat op lange termijn. Terugkerende vernauwing na chirurgie voor coarctatio is de derde belangrijke toepassing met uitstekende resultaten. Andere toepassingen zijn minder frequent.
Complicaties: er zijn steeds risico’s verbonden aan ingrepen ter hoogte van hart en grote bloedvaten. Gelukkig zijn deze in de meeste gevallen laag. Bij aortaklepdilataties is er een verhoogd risico op kleplek na de dilatatie maar meestal geeft dat geen onmiddellijke problemen. Bij dilataties van grote bloedvaten is er een beperkt risico op scheuren van het bloedvat: dit moet altijd nagekeken worden vooraleer men de catheters mag verwijderen. Tenslotte zijn de gevaren van ballondilataties bij zieke pasgeborenen altijd hoger dan bij grotere kinderen.