Aortaklep vervanging

Het vervangen van de zieke aortaklep door een kunstklep wordt bij opgroeiende kinderen nog slechts zelden toegepast, gezien de vele nadelen die aan deze techniek verbonden zijn. Geen enkele klepprothese groeit mee met het kind, zodat herhaalde klepvervangingen nodig zijn tijdens de groeiperiode. Elk van de verschillende klepprothesen heeft dan nog eigen specifieke nadelen bij kinderen.

Een bioprothese (een weefselklep uit dierlijk weefsel) vertoont zeer snelle aftakeling en verkalking bij jonge kinderen (de klep gaat kapot binnen de paar jaren).

Een mechanische prothese (die volledig uit kunststof is gemaakt) vereist een levenslang gebruik van bloedverdunnende medicatie, wat bij opgroeiende kinderen vaak slecht te regelen is en soms bloedingsproblemen oplevert.
Bij een homograft (een menselijke donorklep) gaat de klepaftakeling wat trager dan bij een bioprothese, maar vervanging later door een grotere prothese blijft ook hier nodig.

Ross-operatie

De voorkeursoperatie om een vernauwde of zieke aortaklep te vervangen, is momenteel de Ross-operatie, genoemd naar de Britse hartchirurg Donald Ross.Bij deze operatie wordt de vernauwde aortaklep en aortawortel vervangen door de eigen longslagaderklep van de patiënt. De verplaatste longslagaderklep wordt dan vervangen door een menselijke donorklep van een grote diameter. Het grote voordeel van deze procedure is dat de nieuwe klep in aortapositie, die uit eigen weefsel bestaat, kan meegroeien met de patiënt, zodat herhaalde operaties om te kleine prothesen te vervangen, overbodig worden.

De operatie gebeurt via sternotomie (= het openen van het borstbeen, midden vooraan op de borstkas), en met behulp van een kunsthartcirculatie. Na aansluiten van een kunsthartcirculatie wordt het hart tijdelijk stilgelegd. De vernauwde aortaklep en de aortawortel (de basis van de grote lichaamsslagader) wordt volledig weggenomen. De twee kranslagaders worden uit het zieke deel verwijderd. De longslagaderklep met het eerste deel van de grote longslagader (= de autograft) wordt gepreleveerd, en als een buisje met klep ingehecht op de plaats van de vroegere aortawortel. De beide kransslagaders worden terug in de autograft ingehecht. De operatie wordt voltooid met de reconstructie van het rechterventrikeluitstroomgebied door het tussenplaatsen van een homograft in de plaats van de vroegere longslagader.